Premier deed achter de schermen alles om een Duitse aanval te voorkomen

Herwaardering voor Hendrik Colijn

Door ANDRÉ HORLINGS

stuurman < 's Lands Stuurman' Colijn op een verkiezingsaffiche uit 1925 (Histotheek)

(7 december 1995) - Het waren historische woorden met verstrekkende gevolgen: 'Ik verzoek den luisteraars dan ook, wanneer zij straks hun legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als zij dat ook andere nachten doen. Er is voorshands geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn'. Ze worden Hendrik Colijn tot vandaag toe nagedragen, vooral ook omdat hij ze zou hebben uitgesproken op 9 mei 1940, aan de vooravond van de Duitse inval; het zoveelste bewijs van de slappe houding van de vooroorlogse minister-president. Of, om met dr. Loe de Jong te spreken: 'Hij besefte dat ons land in een betere staat van verdediging gebracht moest worden, maar zag hij dat ooit als een zaak van acuut levensbelang die hem noopte de zweep te leggen over zijn ambtgenoten, over de volksvertegenwoordiging en over de publieke opinie? De impulsen die van hem uitgingen kan men bezwaarlijk krachtig noemen. In regeringskringen was hij intussen de dominerende figuur'.

,,Colijn kreeg er na de oorlog nogal van langs. Het veelgebruikte citaat is daar een voorbeeld van. Maar in 1940 was hij allang geen premier meer. Dat was De Geer, die na een kort verblijf in Engeland weer naar Nederland terugkeerde. Colijn sprak de woorden in 1936, na de Duitse bezetting van het Rijnland. Hij probeerde de bevolking trouwens wel vaker gerust te stellen; het is de paradox van zijn regeringsbeleid.''
Dat constateert Johannes Houwink ten Cate (39), onderzoeker bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, die onlangs promoveerde op het onderwerp 'Het Hollandse zakenleven en de vooroorlogse buitenlandse politiek'. In zijn proefschrift, waarin boeiend wordt beschreven welke schaduwrol de zakenwereld en de protestants-christelijke aristocratie vervulden in het tot op het bot verzuilde Nederland, is de anti-revolutionaire premier de hoofdpersoon. Hij is het niet eens met de harde conclusies van zijn oud-directeur. Volgens hem is Colijn aan een herwaardering toe.

Zondenbok

,,De snel wisselende rooms-rode coalities van na de oorlog hadden behoefte aan een zondebok'', stelt Houwink ten Cate vast. ,,Zij wilden zich legitimeren; uitleggen waarom de macht bij hen in juiste handen was. De verantwoordelijkheid voor de nederlaag moest dan ook van de hand worden gewezen. Colijn, overleden in ballingschap in 1944, kreeg de schuld. Hij kon zich daar niet meer tegen verweren. Maar hij was zich al in 1934 wel degelijk bewust van het dreigende gevaar van een Duitse inval en nam daar ook maatregelen tegen; achter de schermen en in het openbaar. De defensieuitgaven stegen tussen 1934 en 1938 van 1,1 naar 2,2 procent van het Bruto Nationaal Produkt. Toch was hij uiterst somber over de Nederlandse kansen. Nadat in mei 1940 het volgens hem onvermijdelijke was gebeurd schreef hij een brochure, 'Op de grens van twee werelden', waarin hij de conclusie trok dat een Duitse nederlaag onmogelijk was. Dat zag hij fout, maar volgens de feiten van de zomer '40 had hij gelijk. Het was vóór de mislukte Luchtslag tegen Engeland. Duitsland leek oppermachtig.''
Het boek heet 'De Mannen van de Daad' en behandelt met name de economische betrekkingen met Duitsland tussen 1919 en 1939. Houwink ten Cate schetst erin een voor de huidige generatie onvoorstelbare maatschappij, verzuild tot in alle geledingen, waarin de macht aanvankelijk niet per definitie bij de regering lag maar in handen was van krachten die in werkelijkheid de lakens uitdeelden. Het waren de liberalen, de 'Mannen van de Daad' zoals ze zichzelf noemden; de uitvoerders die er heilig in geloofden dat het heil van de Nederlandse bevolking van hun daadkracht afhankelijk was. Ze waren hun grote parlementaire invloed kwijtgeraakt toen in 1917 de evenredige vertegenwoordiging was ingevoerd. Hun heerschappij duurde tot begin jaren '30. Toen kwam de crisis en taande hun macht. Colijn, minister-president sinds 1933, bleef als enige over.''

Paniek

De vooroorlogse verzuiling van Nederland was volgens hem veel omvangrijker dan alleen een scherp onderscheid tussen protestanten, katholieken, socialisten en liberalen, met elk hun eigen organisaties en dagbladen. ,,De koninklijke hofhouding, de militaire top en de diplomatieke dienst waren in handen van de protestants-christelijke aristocratie; katholieken kwamen binnen deze elite nauwelijks voor. De zakenwereld gaf de toon aan in het bedrijfsleven, op de universiteiten (behalve de Vrije Universiteit), en in grote liberale kranten in Amsterdam en Rotterdam.''
De 'Mannen van de Daad' hadden hun nut in 1914 duidelijk bewezen. ,,Toen raakte het kabinet-Cort van der Linden in paniek, omdat het niet in staat was een oplossing te vinden voor ernstige economische problemen en de Britse eis om in verband met de Eerste Wereldoorlog geen doorvoer van exportprodukten naar Duitsland toe te staan. Een groep toonaangevende zakenlieden, onder wie Colijn (Brabantsche Petroleum Maatschappij), Van Aalst (Nederlandsche Handel Maatschappij), Fentener van Vlissingen (Steenkolen Handels Vereniging) en Kröller (rederij Müller & Co) hielp de paniek bezweren. Zij richtten de Nederlandsche Trust Maatschappij op, die de handel overnam, en gaven de Britten de gevraagde garantie. Dat telde, want de zakenwereld had de feitelijke macht in handen. Toen ze in 1917 hun leidende positie in het parlement voorgoed kwijtraakten bleven ze achter de schermen aan de economische touwtjes trekken.''

Weerzin

Het is een boeiend verhaal, dat handelt over de weerzin van de Nederlandse handelselite tegen het Verdrag van Versailles. ,,Economisch gezien had Nederland een koopkrachtig en sterk Duitsland nodig, maar politiek en zeker militair gezien vormde een sterk Duitsland een bedreiging voor Nederland.'' In een in 1920 gesloten handelsverdrag met Duitsland stelden de 'Mannen van de Daad' in het geheim hun eigen belangen veilig; het werd zonder hoofdelijke stemming -- 'floep floep', aldus de Nieuwe Rotterdamsche Courant -- door het parlement gejaagd en pas daarna ontdekte de pers 'dat men in onze parlementaire geschiedenis tevergeefs zal zoeken naar een ander voorbeeld' (Algemeen Handelsblad).
Opmerkelijk is de felle anti-Belgische stemming, toen minister Van Karnebeek van Buitenlandse Zaken, met steun van koningin Wilhelmina, in 1927 akkoord wilde gaan met de aanleg van een kanaal tussen Antwerpen en het Ruhrgebied, wat ongetwijfeld nadelige gevolgen had gekregen voor de positie van Rotterdam als doorvoerhaven. ,,Het bedrijfsleven nam zelfs een reclamebureau in de arm -- hetzelfde dat Blue Band op de markt had gezet -- dat advertenties verzon waarin protest werd aangetekend tegen het beleid van Van Karnebeek'', vertelt Houwink ten Cate. ,,Uiteindelijk wees de Eerste Kamer het voorstel af en kwam de minister ten val. Maar het was de laatste overwinning van de 'Mannen van de Daad'. De crisis kwam en ze struikelden de een na de ander. Colijn bleef over als sterke man. Hij verbond twee machtsblokken: het zakenleven en de partij-elite.''

Bilateraal

Colijn trad aan in 1933, kort nadat in Duitsland Adolf Hitler aan de macht was gekomen. De crisis had intussen tot grote handelsproblemen met Duitsland en Engeland geleid. ,,Net als nu in de EG beschermde men de agrarische belangen. Maar die politiek was peperduur en hield een overproduktie in stand. Kort na de verkiezingen in maart 1933 leek Hitler even tot concessies bereid, maar daarna sloot Duitsland zich steeds meer af van economische contacten, terwijl er ook problemen kwamen over de terugbetaling van kredieten. Het was aanleiding voor Colijn om zich persoonlijk met de handelspolitiek bezig te houden; hij besteedde er vier uur per dag aan. Hij legde zijn ministers aan banden; ze mochten niets ondernemen zonder zijn toestemming. Hij regeerde niet autocratisch, maar drukte zijn ideeën door in interdepartementaal overleg. Wat hij daar niet voor elkaar kreeg regelde hij bilateraal. Wat dat betreft zie ik grote overeenkomsten met Lubbers. In juli 1939 ging hij te ver. Zijn vijfde kabinet, sterk leunend op de zakenwereld, werd meteen bij het aantreden door de katholieken ten val gebracht.''
Al in de zomer van 1934 werd Colijn zich, aldus Houwink ten Cate, bewust van de Duitse militaire dreiging, ook al omdat de Britten hadden bedacht dat de Duitse luchtmacht in het geval van een oorlog met Engeland veel meer schade kon toebrengen vanuit de Lage Landen dan vanuit Duitsland zelf. ,,Zij stelden de Nederlandse neutraliteit ter discussie. Die was voor de publieke opinie vooralsnog onaantastbaar, maar wel schrapte Colijn voorgenomen bezuinigingen op defensie. De Kamer was zich ook van het gevaar bewust: dat jaar stemden de socialisten voor het eerst niet meer tegen de defensiebegroting.''

Dwangbuis

Achter de schermen probeerde Colijn, die tussen 1935 en 1937 ook ad interim minister van Defensie was, bij Engeland en Frankrijk toezeggingen af te dwingen voor hulp bij een Duitse aanval op Nederlands grondgebied. ,,Dat Nederland 'neutraal' was betekent niet dat Colijn en zijn tijdgenoten vriend en vijand niet van elkaar konden onderscheiden. Ze hadden geen alternatief. Ons land zat in een dwangbuis. Nederland werd weerbaar, gewapend neutraal, pro forma ongebonden, in de wetenschap dat de eventuele betrokkenheid in de oorlog alleen van Hitler afhing en dat de nederlaag dan onvermijdelijk zou zijn.''
Volgens Houwink ten Cate hielden de Britten sinds januari 1939 ernstig rekening met de Duitse overval op Nederland. Besloten werd dat Londen Duitsland dan de oorlog zou verklaren. Tot dan had Engeland geen dienstplicht en geen expeditieleger. ,,In maart werd een dringend beroep op Colijn gedaan met de Britten en Fransen samen te werken, maar hij weigerde. Het officiëel opgeven van de neutraliteit zou volgens hem de zekerheid van een oorlog betekenen. De Britse minister van buitenlandse zaken Eden had er alle begrip voor: 'Geen minister-president kan sneller gaan dan de publieke opinie'. In discussies in de Tweede Kamer over herbewapening bepleitte een minderheid nog altijd dat het geld beter kon worden uitgegeven aan werklozenhulp.
Intussen hield Duitsland er wel degelijk rekening mee dat er een geheim Brits-Nederlands verdrag zou bestaan. Pas in oktober 1939 besloot Hitler tot de aanval, die uiteindelijk in mei 1940 zou plaatsvinden. Inderdaad kwam de Brits-Franse hulp te laat.''

Blitzkrieg

Houwink ten Cate is het niet eens met de Loe de Jong, die de schuld voor het uitbreken van de oorlog wijt aan de passieve houding van Colijn. ,,Allereerst was hij veel minder passief dan wordt aangenomen. Vanaf 1936, drie jaar voordat Hitler tot de aanval besloot, bereidde hij het land voor op de volgens hem onvermijdelijke oorlog, die bij gebrek aan geallieerde steun ongetwijfeld verloren zou gaan. Maar de publieke opinie wilde daar niets van weten. Daardoor bleef hem niets anders over dan in het openbaar te voorspellen dat die oorlog niet zou komen. Er is een dubbele bodem: de Britten geloofden dat Duitsland geloofde dat er een geheime overeenkomst was en dat die Hitler van een aanval zou weerhouden. Hitler ging daar inderdaad van uit, maar geloofde dat de steun door zijn Blitzkrieg te laat zou komen. Dat het kunstje mislukte is niet de schuld van Colijn. Niemand had het er onder de gegeven omstandigheden beter van af kunnen brengen.''




DUTCH COURAGE'S PRODUCTIONS
Documentaires: Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Drama SS Pavon
Publicaties: Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact

Aangepast zoeken
© André Horlings

Make a free website with Yola