Overmoed belangrijkste eigenschap van NSB-burgemeester van Apeldoorn

Mr. Dirk Frans Pont: geen ontzag voor autoriteiten

Door ANDRÉ HORLINGS

(15 oktober 2010) Toen de presentatie werd aangekondigd vroeg ik me af: waarom schrijft iemand een boek over de NSB-burgemeester van Apeldoorn, mr. Frans Dirk Pont? Na lezing van ‘Moed en overmoed’ staat die vraag nog steeds recht overeind. De biografie werpt geen ander licht dan mij bekend was op de man die van december1942 tot de bevrijding van Apeldoorn op 17 april 1945 de leiding had over de gemeente waar zich, naast vele andere gebeurtenissen, twee grote oorlogsdrama’s afspeelden: de ontruiming van de joodse krankzinnigeninrichting Het Apeldoornsche Bosch op 22 januari 1943 en de razzia van 2 december 1944 op dwangarbeiders voor de Hel van Rees.

In de inleiding van het boek schrijven de historici Jan en Thea de Roos-Van Rooden dat Pont in Apeldoorn nog altijd gevoelig ligt. Ze wijzen op het feit dat in een boekje over ‘De 14 burgemeesters van Apeldoorn’ (1993) slechts enkele regels aan Pont en zijn NSB-voorganger Den Besten worden gewijd en dat een verhaal in de Apeldoornse Courant bij de verschijning van een oorlogskroniek in 2002 heftige emoties veroorzaakte. ‘De kop boven een interview met de samenstellers van het boek luidde: ‘Pont, een milde NSB-burgemeester’. Dat leverde woedende reacties van lezers op, die elke nuancering van het beeld van de NSB-burgemeester van de hand wezen’.

Dat geeft inderdaad een beeld van starre bejaarden, die weigeren het verleden te begraven. Maar Apeldoorn viel over de zin: 'Weliswaar heeft hij als hoogstverantwoordelijke voor de Apeldoornse politie hand- en spandiensten verleend bij het ophalen van joden, maar het blijkt dat hij voor niet-joodse Apeldoorners in de bres sprong'. Dat wordt in ‘Moed en overmoed’ niet vermeld (al verwijzen voetnoten naar de discussie).

Mr. Dirk Frans Pont

De vraag die Jan en Thea de Roos in ‘Moed en overmoed’ willen beantwoorden is: ‘Wie was Frans Pont en wat was zijn rol en betekenis, zowel in de oorlog als daarvoor en daarna’. Ze hebben hun verhaal toegespitst op de rol die hij als eerste burger vervulde.

Al tijdens zijn middelbare schooltijd wilde mr. D.F. Pont (1893-1963) ooit burgemeester worden. Nadat hij voor de militaire dienst werd afgekeurd wegens bijziendheid meldde zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 voor de Bijzondere Vrijwillige Landstorm en promoveerde daar na vijf jaar tot eerste luitenant. In 1919 studeerde hij af als meester in de rechten. Daarna werkte hij bij de Amsterdamsche Bank.

In 1925 werd Pont, lid van de rooms-katholieke RKSP, benoemd tot burgemeester van Uithoorn. Al na drie jaar was hij op de kleine plattelandsgemeente uitgekeken en werd hij benoemd in Hillegom. In 1932 viel hij op een regionale burgemeestersbijeenkomst op met een inleiding, waarin hij autoritaire denkbeelden poneerde en pleitte voor een éénhoofdige leiding van de gemeente. Het verhaal trok landelijke aandacht, ook van Anton Mussert, die bezig was zijn Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van de grond te tillen.

Eerste Kamerlid voor NSB

Begin 1937 ergerde Pont zich openlijk over de kritiek op het gebruik van het Duitse volkslied en de hakenkruisvlag op bijeenkomsten waar Bernhard von Lippe-Biesterfeld, de kersverse verloofde van prinses Juliana, aanwezig was. Hij vond dat, zeggen Jan en Thea de Roos, ‘een belediging van het Duitse volk’ en de burgemeester van Hillegom bood de prins daarvoor in een brief in dagblad De Tijd namens ‘talloze, onbevooroordeelde, beschaafde en wel opgevoede landgenoten mijn oprechte verontschuldigingen’ aan. Op 22 maart 1937 meldde hij zich aan al lid van de NSB en werd meteen kandidaat gesteld voor de Eerste Kamer.

Pont kende het risico: sinds 28 december 1933 viel de NSB onder het ambtenarenverbod. Op 3 april kreeg hij van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken het verzoek zijn ontslag in te dienen als burgemeester van Hillegom en de volgende dag verleende koningin Wilhelmina hem per Koninklijk Besluit eervol ontslag. Op 8 juni legde Pont voor de NSB de eed af als senator, maar toen de Eerste Kamer daarna in september weer bij elkaar kwam was Pont alweer vertrokken.

Naar het Oostfront

Medio juli 1937 werd de verder werkloze Pont door Mussert benoemd tot chef van zijn kabinet, waar de grote lijnen van de Beweging werden uitgezet. Maar de slecht verlopen verkiezingen van mei, toen de NSB duikelde van 8 naar 4,2 procent, veroorzaakten scherpe tegenstellingen over de koers. Roddel en achterklap vierden hoogtij. Pont verweet Mussert slap optreden. Hij stuurde de Leider een telegram waarin hij stelde dat hij ’wegens geschokt vertrouwen in uw leiding’ niet langer deel uit kon maken van de NSB en zijn Kamerzetel ter beschikking stelde. Na anderhalf jaar werd hij directeur van de Nederlandsche Houtbond.

In 1940 werd Pont lid van de fascistische beweging Nationaal Front al verschilde hij wel, aldus Jan en Thea de Roos, met leider Arnold Meijer van mening ‘ten aanzien van het Jodenvraagstuk’. Kort daarna vielen de Duitsers Nederland binnen.

Op 22 juni 1941 begon de Duitse oorlog tegen de Sovjet-Unie. Arnold Meijer nam een week later het initiatief voor een Nederlandsch Legioen, dat samen met de Duitsers het bolsjewisme zou moeten gaan bestrijden. Pont meldde zich op 14 juli aan; volgens Jan en Thea de Roos ook omdat hij nog een appeltje had te schillen met de Russen: de bolsjewieken hadden na de revolutie van 1917 familiebezit geconfisceerd. Een maand later vertrok hij als eerste luitenant naar het Oostfront.

De Nederlandse inbreng werd door de Duitsers nauwelijks op prijs gesteld, zo blijkt uit de desinteresse en koele bejegening van de soldaten, terwijl Pont er achter kwam dat het Legioen ‘veel mensen van laag allooi omvatte’. Uiteindelijk vroeg hij ontslag, wat werd geweigerd. In januari 1942 vertrok het Legioen naar Novgorod tussen Moskou en Leningrad, waar Pont werd benoemd tot Ortskommandant van het ‘onaanzienlijk boerendorpje’ Selo-Gora. Op verlof in Nederland wegens slechte gezondheid werd hij weer lid van de NSB (het Nationaal Front was, met alle andere partijen, intussen verboden). Terug in Rusland werden zware verliezen geleden en in november werd Pont naar Nederland teruggeroepen voor een gesprek over een burgemeesterschap. Van Apeldoorn.

Burgemeester in oorlogstijd

< Een bijeenkomst van de NSB voor het Raadhuis, met tweede van rechts burgemeester Dirk Frans Pont. foto Moed en Overmoed

Burgemeester in oorlogstijd’ is na de Tweede Wereldoorlog de wat smalende term geworden voor iemand die zich gedwongen voelt mee te werken aan een systeem of aan maatregelen waar hij eigenlijk tegen is; de burgemeesters die na de Duitse inval bleven zitten ‘om erger te voorkomen'. Wie zich echter in 1942 in het bezette Nederland tot het burgemeestersambt geroepen voelde kon niet meer ‘van goede wil’ worden geacht: de jodenvervolging was op volle gang gekomen, steeds meer mannen werden gedwongen in Duitsland in de oorlogsindustrie te werk gesteld en de ontmanteling van Nederlandse eigendommen nam steeds grotere vormen aan. Met zijn eed, ‘Ik zweer, dat ik het in het bezette Nederland geldende recht getrouw zal toepassen en naleven’, verplichtte hij zich tot het voortzetten van dat beleid. Wat niet wegneemt dat Pont in Apeldoorn in een slangenkuil terecht kwam.

Geheel overeenkomstig zijn autoritaire pleidooi in 1932 kreeg Pont de éénhoofdige leiding over de gemeente. De wethouders waren zijn assistenten; twee van de vier waren fanatieke NSB’ers. De gemeenteraad was afgeschaft. Maar de gang van zaken in het raadhuis kon hem niet bekoren. De secretarie werkte nog ‘zeer ouderwets’. De meeste afdelingschefs ‘beperkten zich tot het minimum’. De gemeentesecretaris, tegenstander van de ‘nieuwe orde’, was de 65 gepasseerd en ‘niet meer een figuur waaraan een voortvarend burgemeester die volgens de nieuwe lijnen wil werken iets heeft’. Veel politiemensen waren ´nog doortrokken door de oude zuurdesem´ en werkten ´slechts noodgedwongen´ onder de fanatiek antisemitische politiechef Johan Meijer.

Jan en Thea de Roos keren zich tegen eerdere publicaties dat Pont een antisemiet zou zijn geweest. Ze dragen daar goede argumenten en een aantal voorbeelden voor aan; concrete hulp aan joden had echter uiteindelijk geen resultaat. Ze betogen dat de uitvoering van de anti-joodse maatregelen van de bezettingsautoriteiten in handen was van de SD en de Sicherheitspolizei, die daarvoor verraders en het Nederlandse politieapparaat inschakelden; in Apeldoorn was een ‘Jodenploeg’ actief. Burgemeesters die de jodenvervolging probeerden tegen te werken konden rekenen op arrestatie.

Het Apeldoornsche Bosch

De Duitsers voerden hun eigen beleid, vaak zonder de burgemeester daarover zelfs maar in te lichten. Al een maand na zijn aantreden, op 22 januari 1943, werd Het Apeldoornsche Bosch, een joodse psychiatrische inrichting, ontruimd door eenheden van de Waffen-SS en de Ordnungspolizei. Alle bijna 900 patiënten en 50 personeelsleden verdwenen rechtstreeks naar de gaskamers van Auschwitz; de rest van het personeel naar Westerbork - slechts zes van hen overleefden de oorlog.

Het echtpaar De Roos hoorde van Jan de Sonnaville, een schoonzoon van Pont, dat zijn schoonvader, vermoedelijk telefonisch, tegen de ontruiming had geprotesteerd bij een Beauftragte van rijkscommissaris Seyss-Inquart. Daarop was ‘tamelijk onbeschoft’ gereageerd, van ‘Had u misschien graag ook mee willen gaan?’. Zij zien er een moedige daad in. Maar waartegen Pont protesteerde is onbekend. De ontruiming van zo'n grote inrichting volstrekt buiten hem om? De manier waarop het gebeurde? Het feit dat het om joden ging? Het feit dat het om joodse krankzinnigen ging?

Stuurloos

De nieuwe burgemeester houdt in 1942 een toespraak in de raadszaal. Naast Pont zit zijn vrouw Keesje, links wethouder Evert Buitenhuis. foto Moed en Overmoed >

Hoofdstuk 15 in Moed en overmoed, ‘Stuurloos’, over 1944, is warrig opgesteld. Op 4 september, Dolle Dinsdag, verdwenen ook de drie NSB-wethouders. Pont was woedend, ontsloeg ze op staande voet en eiste in een brief aan Mussert royement binnen een week van dat soort ‘plichtvergetenen en/of lafaards in de Beweging’, anders wenste hij zichzelf niet langer als lid van de NSB te beschouwen. Vervolgens arriveerden in september 1944 ‘duizenden evacué’s, vooral uit Arnhem’; onduidelijk waarom daar niet de verduidelijkende tussenzin ‘na de mislukte Slag om Arnhem’ aan is toegevoegd.

Dan zijn er op 2 oktober en 2 december grote razzia’s in Apeldoorn - bij de laatste stonden volgens hen 4000 mannen op het Marktplein; het waren er 11.000 (net als, correct vermeld, op 2 oktober), waarvan ’s avonds 4500 in twee treinen werden afgevoerd. Nieuw is dat ook een zoon van Pont, Reinier, en zijn schoonzoon Jan de Sonnaville werden afgevoerd; Reinier wist na de treinbeschieting bij Werth te ontkomen en wat met Jan gebeurde is onbekend, maar hij hielp Jan en Thea de Roos nog aan veel informatie voor hun boek. Wat er daarna nog in Rees gebeurde – van de 3000 à 3500 dwangarbeiders in het kamp stierven in drie maanden 247 Nederlanders! – viel buiten het bestek van het boek. Onvermeld blijft de brief van Pont aan de adjudant van SS-politiechef Rauter van 7 februari 1945 dat de situatie in Rees ‘tot een schandaal dreigt uit te groeien dat de betrekkingen tussen Duitsland en Nederland in hoge mate zal beschadigen en die reeds voor een grote anti-propaganda zorgt’.

Ontslagaanvraag bleef onbeantwoord

Daarna is er weer sprake van ‘nog eens 35.000 evacué’s’ (die uit Arnhem?), een steeds nijpender voedselsituatie en willekeur en terreur van de Duitse bezetter tegenover de bevolking. Vervolgens gaan we (terug?) naar september 1944, als Pont zijn ontslag indient bij Seyss-Inquart, omdat hij onder deze slechte omstandigheden niet langer de verantwoordelijkheid kan dragen voor de gang van zaken.

De brief bleef onbeantwoord, maar intussen had de regering in Londen hem wel officieel ontslagen, op 13 september, samen met alle andere NSB-burgemeesters. Of dat besluit Pont bereikte is onbekend, maar het was in elk geval geen reden om zelf op te stappen.

Op 15 december stuurde Pont een tweede ontslagbrief: Door alle harde en onmenselijke maatregelen van de afgelopen tijd was zijn vertrouwen in de Duitse zaak geschokt; allerlei beloften waren geschonden. Maar Seyss-Inquart liet niets van zich horen en Pont bleef zitten totdat hij op 17 april 1945, op de bevrijdingsdag van Apeldoorn, door de Binnenlandse Strijdkrachten werd gearresteerd. Zijn internering duurde drie jaar. Toen kwam hij vrij, statenloos (tot 1953) en ontslagen van burgerrechten als het kiesrecht. Hij overleed in 1963, 69 jaar oud.

Rechtlijnige overmoed

Jan en Thea de Roos weigeren, aldus een interview in De Stentor (7 oktober 2010), wat betreft Pont het woord 'fout' in de mond te nemen, want ‘hij stond machteloos tegenover de vele vorderingen, deportaties en gijzelingen, maar hij durfde de Duitsers wel tegenspel te bieden (en) wist soms meer te bereiken dan burgemeesters die in 1940 waren blijven zitten en geen lid waren van de NSB’. Pont sloeg niet op de vlucht op Dolle Dinsdag, liep niet weg en dook niet onder.

Daarover verschillen wij van mening. Pont werd burgemeester van Apeldoorn toen de jodenvervolging en de gedwongen tewerkstelling in Duitsland op volle gang was gekomen. Hij maakte zichzelf daar mede-verantwoordelijk voor. Het was een welbewuste keuze op een heel verkeerd moment.

De biografie van Pont heet ‘Moed en overmoed’. Pont stak soms inderdaad zijn nek uit, probeerde een aantal joden te helpen en kon zeer kwaad worden op autoriteiten, maar concrete resultaten leverde dat uiteindelijk niet op; zelfs ontslagbrieven bleven onbeantwoord. Het boek geeft eigenlijk alleen maar aan dat Pont een zeer rechtlijnig mannetje was, zo eigenwijs dat hij altijd zijn zin wilde hebben, ook als hij daarmee op NSB- of hogere tenen ging staan. Wat dat betreft is de titel 'Overmoed' goed gekozen: als het verkeerd was afgelopen was-ie misschien nog als verzetsheld in de geschiedenis terecht gekomen. Maar moed als belangrijkste karakter-eigenschap?

Jan de Roos en Thea de Roos-Van Rooden: ‘Moed en overmoed – Een biografie van burgemeester Dirk Frans Pont (1893-1963)’, 219 pagina’s, uitgeverij Verloren, prijs 23 euro.

Beluister ook interview met auteur Jan de Roos (Radio Gelderland)


DUTCH COURAGE'S PRODUCTIONS
Documentaires: Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Drama SS Pavon
Publicaties: Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact

Aangepast zoeken
© André Horlings

Make a free website with Yola