Spaarcenten veranderden in steeds waardelozer dinars

Milosevic beroofde eigen bevolking

Door ANDRÉ HORLINGS

Inflatie

Het grootste Joegoslavische bankbiljet - 500 miljard dinar; een vijf met elf nullen - werd uitgegeven op 23 december 1993. Op 1 januari 1994 was het officieel ca. 500 Duitse Mark waard; een maand later nog geen fractie van een cent. (Joegoslavische hyperinflatie van 1993-1994 (Apple-magic.com))

(22 augustus 1996) - Stel: u bezit op 1 januari één miljard gulden. En op 1 februari is datzelfde bedrag nog maar drie gulden waard. Dat is om gek van te worden. Het overkwam de Serviërs in januari 1994. In die enkele maand, aan het einde van twee jaar van gierende inflatie, liep de geldontwaarding op tot 313.563.558 procent....
Algemeen wordt verondersteld dat de inwoners van het nieuwe Joegoslavië, een federatie van de republieken Servië en Montenegro, door een economisch noodlot werden getroffen. Dat de inflatie een rechtstreeks gevolg was van de oorlog in Bosnië, waarbij Joegoslavië direct en indirect betrokken was. Om de Servische hulp aan de Servisch-Bosnische republiek van Karadzic te bekostigen, was immers steeds meer geld nodig. En als straf voor die hulp kondigden de Verenigde Naties bovendien steeds scherpere sancties af, die de economie nog verder aantastten. Daarom liet Milosevic de bankbiljettenpersen steeds sneller draaien.


Maar dat is slechts een deel van het verhaal. ,,Alle feiten maken onmiskenbaar duidelijk dat de hyperinflatie die de Federale Republiek van Joegoslavië trof, uitsluitend mogelijk was doordat de gehele politieke en economische macht in handen was van een kleine groep mensen die werd geleid door een autoritaire leider wiens activiteiten door de rest van de bevolking niet konden worden gecontroleerd. De belangrijkste oorzaak van de hyperinflatie was het gevolg van een gewetenloze manipulatie van de monetaire macht.''
Dat constateert de Servische econoom Mladjan Dinkic in een boek over de economische ramp die zijn land getroffen heeft: 'The Economic of Destruction _ The Great Robbery of the People' (De economie van de vernietiging; de grote beroving van de (Joegoslavische) bevolking). Zijn conclusie: president Milosevic beroofde Serviërs en Montenegrijnen van hun laatste spaargeld en bracht zijn bevolking tot de bedelstaf.

Indrukwekkend manuscript

Dinkic < Mladjan Dinkic in 2006, toen minister van Financiën in (Klein-)Joegoslavië))

De scherpe analyse van Dinkic verscheen eerst in het Servisch. Het boek is in Joegoslavië niet in de officiële boekwinkels te koop, maar op straat, tussen de snuisterijen, sigaretten en andere langs veelal duistere wegen verkregen goederen waarmee honderden mensen proberen te overleven. Het trok de aandacht nadat Dinkic door de Servische televisie was geïnterviewd.
,,Zo kwam ik ook op het spoor'', zegt Anthonie Dake (68), een Haagse zakenman, die aanvankelijk carrière maakte in de journalistiek en o.m. correspondent was in Bonn en Moskou. ,,Sinds ik in 1959 trouwde met een vrouw uit Belgrado zijn we er heel vaak teruggeweest. We hebben er alle verschillende regiems meegemaakt. Onder Tito, na diens dood in 1981, de opkomst van Milosevic, het uiteenvallen van Joegoslavië en de oorlog in Bosnië. En de inflatie; de voortdurende waardedaling van de Joegoslavische dinar. Altijd lastig, maar meer en meer rampzalig. Eind 1993 moest ik in Belgrado m'n hotel betalen. Met creditcards ging niet vanwege de VN-boycot en buitenlands geld werd geweigerd. Ik moest geld wisselen op straat en kwam in het hotel terug met twee plastic tassen vol bankbiljetten.''
Via-via hoorde Dake van het boek van Mladjan Dinkic. ,,Ik kreeg een manuscript in handen en liet dat beoordelen door deskundigen. Die waren niet zonder kritiek, maar vonden het uitermate interessant. Ik vind dat Dinkic een belangrijke boodschap heeft. Hij onthult feiten over het regiem van Milosevic die niet onbekend mogen blijven. Het Westen is al ongelooflijk naïef geweest doordat de omvang van het Joegoslavische conflict niet werd voorzien en het stond machteloos tegenover de oorlog in Bosnië. We moeten moet niet opnieuw een fout maken en Milosevic onderschatten. Dinkic toont aan dat de president welbewust zijn eigen bevolking van zijn geld beroofde. Ik wil het nadenken hierover stimuleren. Daarom hielp ik mee het boek in het Engels te vertalen.''

Vatbaar voor inflatie

Inflatie De hyperinflatie van Milosevic 1990-1993 in vergeleken met die in Mugabe 2005-2008

De Joegoslavische dinar is altijd uitermate vatbaar gebleken voor inflatie. Vakantiegangers weten daar alles van, vooral als ze eind jaren '80 het land bezochten. De vele nullen op de bankbiljetten waren om tureluurs van te worden, het ijsje om de hoek werd elke twee dagen duurder en een girobetaalkaart leverde maar 50 gulden op omdat het maximale bedrag in dinars intussen sterk in waarde was geslonken. In 1989 bedroeg de inflatie maar liefst 2.733 procent. De Joegoslavische bevolking gaf zijn zuurverdiende geld dan ook noodgedwongen onmiddellijk uit, want morgen zou er veel minder voor te koop zijn. Sparen gebeurde in buitenlandse valuta; het liefst in Duitse marken.
Op 18 december 1989 lanceerde premier Ante Markovic een economisch hervormingsprogramma. De Joegoslavische dinar werd gekoppeld aan de Duitse mark in een verhouding van zeven dinar voor één mark. Het resultaat was fenomenaal: de inflatie daalde sterk, bereikte in mei de 0,3 procent en daalde in juni zelfs verder tot een waardeverméérdering van de dinar met 0,3 procent. Maar daarna verslechterde de situatie, onder de druk van steeds diepere scheuren in het Joegoslavische fundament. In alle Joegoslavische republieken zetten sterk groeiende nationalistische bewegingen zich af tegen de eenheidsstaat. Uiteindelijk zou het land in 1992 uiteenvallen in vijf onafhankelijke staten -- Slovenië, Kroatië, Bosnië, Joegoslavië (Servië en Montenegro) en Macedonië.
Dinkic maakt duidelijk dat Slovenië, Kroatië en Servië, elk in het bezit van eigen bankbiljettenpersen, in oktober 1990 gezamenlijk begonnen met de ondermijning van het federale monetaire systeem: ze brachten voor miljoenen aan ongedekte dinars op de markt. In december deed Servië daar nog een forse schep bovenop: in één keer werd ongeveer de helft gedrukt van de geplande uitgifte aan bankbiljetten voor geheel Joegoslavië in 1991.
Het volgende jaar spatte de federale republiek Joegoslavië uiteen. Slovenië en Kroatië kondigden op 25 juni 1991 hun onafhankelijkheid af. In Kroatische gebieden waar veel Serviërs woonde -- rond Vukovar aan de Servische grens en rond de stad Knin -- begon een verwoestende burgeroorlog, die zich later bloedig verplaatste naar het door moslems, Kroaten en Serviërs bewoonde Bosnië.

'Alleen Slobo kan Servië redden'

In het Servische wapen staat viermaal een C; de cyrillische S. Samen betekenen ze 'Samo Sloga Srbijoe Spasjava': 'Alleen eenheid kan Servië redden'. Eind jaren '80 kregen de letters een andere betekenis: 'Alleen Slobo kan Servië redden'. Slobo was Slobodan Milosevic, de communistische partijleider, die in 1988 en 1989 miljoenen Serviërs bijeen had gebracht voor nationalistische betogingen waarin de Servische eenheid voorop stond en de minderheden in het land -- vooral Albanezen en Hongaren -- het moesten verduren. Als gevolg van de propaganda gingen veel Serviërs geloven dat hun land inderdaad van alle kanten bedreigd werd en dat Milosevic de enige was die de eenheid kon redden.
Milosevic heeft, zo blijkt uit het boek van Dinkic, weinig excuses om zich te onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid voor de economische ramp die zich onder zijn leiding voltrok. Voordat hij carrière maakte in de communistische partij was hij directeur van de Bank van Belgrado; internationaal viel hij toen op vanwege zijn intelligentie en zijn uitstekende beheersing van het Engels. Als almachtig president van de nieuwe Joegoslavische federatie heeft hij er alle politieke en economische touwtjes in handen. Met medeweten van Milosevic klopten twee dubieuze beleggingsbanken de Joegoslaven hun spaargeld uit de zak tegen een fabelachtige rente en zetten het om in steeds waardelozer dinars, totdat ze plotseling hun deuren sloten. Onder zijn verantwoordelijkheid introduceerden girokantoortjes een nieuw spaarsysteem met zelfs nog aanzienlijk hogere percentages dan op de zwarte markt, die overigens floreerde, ondanks alle aangekondigde maatregelen tegen 'economische profiteurs'. Onder zijn leiding liep de inflatie steeds verder uit de hand, tot maar liefst 313 miljoen procent in januari 1994 -- per maand! Op dat moment waren alle dinars, hoeveel nullen ze ook telden, volstrekt waardeloos geworden. Dinkic schat dat dat de Joegoslavische bevolking op die manier een bedrag van naar schatting zes miljard Duitse Mark afhandig is gemaakt.

Redding door 'Moeder van Servië'?

In januari 1991 richtte Jezdimir Vasiljevic, een tot dan toe onbekende handelaar, de Jugoskandic Bank op, met een uniek spaarsysteem. Tegoeden in buitenlands geld zouden 10 procent rente opleveren -- in buitenlandse valuta!, dus mee dan waardevast. Talloze Joegoslaven ledigden hun oude sokken en brachten hun marken, franken, guldens enzovoort naar Jugoskandic, dat trouw de rente verder verhoogde wanneer de inflatie groeide. In oktober kreeg het bedrijf een concurrent, de Dafiment Bank, van Dafina Milanovic. Zij bood nog aantrekkelijker tarieven.
De nieuwe banken werden als het ware belaagd door spaarders die geld kwamen brengen. De rijen werden steeds langer. ,,Het is de vraag of dat gebeurd was wanneer de mensen wisten dat Dafina wegens fraude en verduistering nog een gevangenisstraf tegoed had en dat haar aanklager bovendien een verbod had geëist op de handel met geld dat niet van haarzelf was'', aldus Dinkic. Maar de spaarders, vooral arbeiders en gepensioneerden, geloofden vast dat Dafina hen van de bedelstaf redde en eerden haar met een bijnaam: 'Moeder van Servië'.
In de nacht van 7 op 8 maart 1993 was het sprookje voorbij. Jezdimir Vasilevic nam de wijk naar het buitenland; twee dagen later stopte zijn Jugoskandic Bank alle uitbetalingen. Dafina Milanovic bezweerde op de televisie dat het geld op haar bank veilig was, maar dat weerhield de spaarders niet van een stormloop op haar filialen. Al gauw werden limieten gesteld aan de terug te betalen bedragen en in april sloot ook de Dafiment Bank zijn deuren.
Intussen waren de mensen massaal overgestapt op de girobanken. Met girocheques kochten ze de winkels leeg. Hun tekorten vulden ze aan met het buitenlands geld dat ze nog ergens onder de matras hadden liggen.

Inflatie stijgt tot 313.563.558 procent

In het laatste halfjaar van 1993 ontwikkelde zich de apotheose van het Joegoslavische drama. In augustus liep de inflatie op tot 1880 procent. De regering greep in, bevroor de prijzen van de basisbehoeften en verbood de betaling met girocheques. Met kennelijk succes: de inflatie in september kwam uit op 643 procent. Maar in oktober was de geldontwaarding weer net zo groot als twee maanden eerder: 1895 procent. De regering liet weten 'vastbesloten te zijn zowel de tekorten als de hyperinflatie een halt toe te roepen' en gaf nieuwe bankbiljetten uit, waarop zes nullen waren geschrapt. Dat gaf de bevolking weer vertrouwen, en toen begin november zowel de handel in buitenlandse valuta als betaling met girocheques opnieuw werden toegestaan vormden zich, nu voor de deuren van de staatsbanken, opnieuw lange rijen van mensen om van die buitenkans te profiteren.
Maar de inflatie liep in november op tot het ongekende percentage van 20.190. De drukkerij van bankbiljetten was het enige bedrijf dat nog in actie was. Er was een drieploegendienst nodig om de maximale capaciteit te benutten. Maar het geld was al waardeloos wanneer het van de persen was gekopen. Steeds weer nieuwe biljetten werden ontworpen, met een toenemend aantal nullen. Het grootste vertegenwoordigde een bedrag van 500 miljard dinar.
De inflatie over december kwam uit op 178.882 procent; aan het eind van de maand kostte een Duitse Mark één miljard dinar. Op 1 januari kwamen er opnieuw nieuwe biljetten; nu werden negen nullen geschrapt. Maar de inflatie had intussen een raketsnelheid bereikt: 313.563.558 procent in januari 1994. De dinar was daarmee volstrekt waardeloos geworden. ,,Zelfs de grootste patriotten wilden hem niet meer hebben'', constateert Dinkic.
De beroving werd voltooid op 24 januari. De Joegoslavische regering kondigde een stabilisatieprogramma af, maakte een eind aan het ongecontroleerd drukken van bankbiljetten en koppelde een nieuwe dinar aan de Duitse Mark in een verhouding van 1 op 1. De inflatie stopte; tussen maart en augustus was zels sprake van een kleine waardevermeerdering.

Enorme sociale ongelijkheid

Een Hongaarse straatveger veegt in 1946 waardeloze forinten op uit de goot >

Toch brak de Joegoslavische inflatie geen wereldrecord. Dat is stevig in handen van Hongarije, waar de waarde van de forint in april 1946 met 4,19 biljoen procent daalde, terwijl de Griekse drachme in november 1944 met 855 miljoen procent kelderde. De beruchte Duitse inflatie van de jaren ‘20 steekt daarbij maar povertjes af: 32.400 procent in oktober 1923.

Maar de gevolgen waren desastreus, zo maakt Dinkic duidelijk. ,,De inflatie resulteerde in een enorme sociale ongelijkheid. Een kleine maar bijzonder machtige politieke en economische elite profiteerde; de overgrote meerderheid van de bevolking werd de dupe. De mensen vergaten wat een ‘normaal leven’ was. De traditionele Servische gastvrijheid verdween, uit angst dat de gewaardeerde gast om een glas bier zou kunnen vragen; een intussen onbetaalbare luxe. De mensen stonden uren in rijen om hun loon of pensioen af te halen en dat vervolgens in seconden uit te geven; meestal voor voedsel, omdat andere goederen niet meer te betalen waren: midden november 1993 kostte een kinderwagen 97 maandsalarissen. In december was het grootste maandpensioen dat in Servië werd uitgekeerd nog slechts goed voor een stuk zeep of eenderde tube tandpasta.

Er ontstond hongersnood. Meer dan eens werden ouderen onder de voet gelopen wanneer er brood arriveerde. Het meest navrante voorbeeld van Dinkic is dat van de bejaarde man die zijn pensioen incasseerde en daarvan in een winkel enkele grammen van de beste salami en een brood kocht. Nadat hij daarvan gesmuld had hing hij zichzelf op. Hij liet een briefje na met: ‘Ik ga in elk geval niet dood van de honger’.

Servië is economisch fenomeen

Volgens Anthonie Dake is het resultaat van de economische problemen overal in Belgrado duidelijk te zien. ,,Het geld is op. Van de Serviërs is 99 procent straatarm. Een meerderheid moet rondkomen met 80 mark per maand; 240 dinar. De inflatie steekt de kop weer op. Publieke investeringen hebben jarenlang stilgelegen. Het straatbeeld is triest. De wegen zitten vol gaten en worden niet gerepareerd. De bussen zijn gekannibaliseerd. Ook gesloopt zijn de kaartontwaarders in de tram, zodat iedereen nu gratis rijdt; niemand maakt zich er zorgen over dat dat financieel niet kan. Servië is terug bij het oorspronkelijke communisme, maar dan wel dat van de oermens.

Toch zijn volgens hem de mensen niet apatisch. ,,Op een of andere manier gaat het leven er gewoon door. Een verklaring is dat Servië vroeger de graanschuur van Joegoslavië was en dat veel stedelingen banden hebben met het platteland. Bovendien floreert de zwarte markt en weten de mensen zichzelf langs zichtbare en onzichtbare lijnen in leven te houden. Servië is een economisch fenomeen.

Mladjan Dinkic, The Economics of Destruction - The great Robbery of the People

Zimbabwe

Het kan nog erger: 100 triljoen (100 000 000 000 000) dollar in Zimbabwe.




DUTCH COURAGE'S PRODUCTIONS
Documentaires: Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Drama SS Pavon
Publicaties: Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact

Aangepast zoeken
© André Horlings

Make a free website with Yola