Franklin Benjamin Franklin onttrekt elektriciteit aan de lucht door middel van een vlieger. (1816, Benjamin West)

Bliksemafleider temde woede God

Uitvinding Benjamin Franklin veranderde de wereld

Door ANDRÉ HORLINGS

(14 juni 2019) In 1752 vond de Amerikaanse wetenschapper en politicus Benjamin Franklin de bliksemafleider uit. Daarmee kwam een geleidelijk einde aan het volksgeloof dat – ooit – Thor (of Donar), de Germaanse god de van de donder, of – later – de protestantse of de katholieke God in de Hemel, de mensheid wilde straffen voor zijn aanhoudende dwang te zondigen. De bliksem bleek een natuurverschijnsel dat nog viel te temmen ook.

weerluider Een ‘weerluider’ komt om het leven doordat de kerktoren door bliksem getroffen wordt. In 1783 waren er in Frankrijk bijna 100 slachtoffers. (Ill. Le Petit Journal, 1910) >

Tussen 1752 en 1830 veranderde het natuurbeeld radicaal. De angst verdween. De religie van verlichte mensen werd meer bepaald door vreugde; de natuur werd veel minder als een bedreiging ervaren, Wie niet meer bang was voor onweer kon er mee spelen, wat op grote schaal gebeurde door dichters, schilders en componisten. Tijden de overgang van Verlichting naar Romantiek werd in de westerse cultuur de schoonheid van het onweer ontdekt.

Jan Wim Buisman, hoofddocent Christendom aan de Universiteit van Leiden en auteur van een reeks boeken over de religieuze mentaliteit en het natuurgevoel in Nederland, beschrijft de overgang van godsdienstig bijgeloof van donder en bliksem als strafwerktuigen van God naar vertrouwen in de beheersing van de natuur, met grote gevolgen voor wetenschap, religie en kunst, in een gedegen, rijk geïllustreerd boek met een eenvoudige titel: Onweer. Het is ‘een kleine cultuurgeschiedenis’ voor de periode 1752-1830.

Eloquet taalgebruik

De Uil van Minerva ontbreekt in het boek, maar voor de minder intellectuele lezer is het handig een goed woordenboek onder handbereik te hebben. In eloquent taalgebruik legt Buisman uit hoe de cultuurgeschiedenis door de uitvinding van de bliksemafleider werd beïnvloed. Het is nauwelijks denkbaar dat hij daarbij één enkel aspect over het hoofd heeft gezien.

Aan de hand van vaderlandse en internationale wijsgeren, geestelijken en wetenschappers, waarvan vaak afbeeldingen werden gevonden, behandelt hij de godsdienstige opvattingen over het ongrijpbare natuurgeweld dat het volk tot bezinning moest manen.

Maar in het midden van de achttiende eeuw begon ook de wetenschap zich met het verschijnsel bezig te houden. De Leidse hoogleraar Petrus van Musschenbroek vond in 1746 de Leidsche Flesch uit, waarin door een elektriseermachineopgewekte elektriciteit kon worden opgeslagen. Twee jaar later slaagde Benjamin Franklin er tijdens een onweersbui in met een vlieger elektriciteit ‘uit de lucht’ te halen en naar een Leidse Fles te geleiden. Bij het laden van die flessen viel op dat ze vonken produceerden ‘die veel weg hadden van bliksemflitsen’. Het bevestigde een veronderstelling die hij in 1749 al had beschreven.

LeidseFlessen

Grote elektriseermachine met Leidse Flessen uit 1784, opgesteld in Teylers Museum in Haarlem.

Dood door slechte aarding

Richmann < Kopergravure van de dood van de natuurkundige Georg Wilhelm Reichmann, nadat hij in 1753 in Sint Petersburg het experiment van Franklin over wilde doen.

Daarmee was de bliksem nog niet getemd. De Baltisch-Duitse natuuronderzoeker Georg Wilhelm Richmann, geen Zweed zoals Buisman meldt, werd een jaar later geëlektrocuteerd toen hij in Sint Petersburg het hemelvuur naar zijn laboratorium wilde leiden; zijn instrumentarium was onvoldoende geaard. In 1755 werd een voorstel van de Tsjechische natuurwetenschapper Prokop Divis, om op de Hofburg in de hoofdstad Wenen van zijn vaderland Oostenrijk-Hongarije een soort bliksemafleider te plaatsen, op advies van wiskundigen afgewezen; een andere die hij in Moravië plaatste werd verwijderd toen die volgens de boeren zoveel elektriciteit uit de lucht haalde dat regen werd voorkomen.

Eerste bliksemafleiders

Maar op zee bewees de bliksemafleider zijn waarde in bijvoorbeeld 1770, toen het HMS Endeavour van ontdekkingsreiziger James Cook op de Rede van Batavia door de bliksem werd getroffen maar dankzij zijn bliksemafleider onbeschadigd bleef, terwijl een naburige onbeschermde Nederlandse Oost-Indiëvaarder zwaar werd gehavend.

In 1782 kreeg de Martinikerk in Doesburg, die volgens naamgenoot Jan Buisman in deel 4 van zijn weergeschiedenis van Nederland ‘het hemelvuur aan lijkt trekken’ en al door de bliksem getroffen werd in 1483, 1548, 1717 en 1737, als eerste toren in Nederland een bliksemafleider.

Overigens ziet Jan Wim Buisman zijn boek niet aanvulling op ‘die monumentale kroniek’, die dit jaar nog een imposant vervolg krijg met deel 7 (1800-1825). De focus van ‘Onweer’ is gericht op de symbolische betekenis van zowel de bliksemafleider als het onweer in de westerse wereld.

Verband met aardbevingen en vulkanisme?

De bliksemafleider in Doesburg bleek het volgend ‘onweersjaar’ 1783 te werken, toen de wetenschappelijke discussie over oorzaak en gevolg van onweer op een hoogtepunt kwam. Aanleiding was de eruptie van de IJslandse vulkaan Laki die…

…. tot zulke enorme gaswolken hadden geleid dat men in grote gebieden van Noordwest-Europa met enige ongerustheid een zogenaamde droge nevel (…) waarnam. Deze kwade dampen waren volgens veel geleerden namelijk de belangrijkste oorzaak van de extreme zomerhitte en het daarop gevolgde buitengewoon grote aantal onweersbuien van dat jaar’.
De vulkaanuitbarsting op IJsland ging gepaard met explosies en uitbarstingen van onderaards vuur, waardoor grote hoeveelheden uitwasemingen met een intens zwavelgehalte in de atmosfeer terecht kwamen; men sprak van ‘buskruit in de lucht’. In de onrustige atmosfeer ontstonden ‘heftige en frequente onweersbuien’. Over de oorzaak verschilden de geleerden van mening, maar door velen werd een relatie gelegd met de Romeinse mythologie over Vulcanus, de Romeinse god van het vuur die wordt afgebeeld met een hamer en een bliksem in zijn hand, waarmee een verband werd gelegd tussen aardbevingen, vulkanisme en onweer.

Niet door God heen praten!

Eeuwenlang gold vooral de donder als de Stem van God die daar dan uiteraard diepe bedoelingen mee had. Je mocht dan niet eten, of werken, of zelfs spreken, omdat een mens God niet in de rede mag vallen. En zeker niet genieten van het natuurverschijnsel, want dan kon de bliksem als straf op je neerdalen. Nog in 1799 confronteerde de dichter De Perponcher zondaars ermee dat de ‘zoo dikwijks door ongehoorzaamheid getergden Vader (…) met den vreeslijken bliksemstraal in de hand’ gereed zou zijn ‘zijne weederstreevers te verpletteren’.

Het plaatsen van een bliksemafleider was voor diep-gelovigen dan ook het summum van oneerbiedigheid; hoogmoed; een poging om de schepping van God te verbeteren; een zinloze actie om Zijn strafgericht te voorkomen.

Donder en bliksem waren toch vooral bewijzen van Gods toorn en van de komende Oordeelsdag. De ‘vrome poëet’ P. Boddaert Czn in schreef 1726:

Hoe vreeslyk loeit en kraakt en dreunt de donderslag
(…) ’t Is of ’t een voorspel was van ’s waerelds jongsten dag.
(…) Bedenk eens, zondaar, kan dit hier uw hert doen beven,
Daar Zijn [Gods] langkmoedigheid u duld in ’t leven
Wat zal het zyn, als u zyn eeuwige wraak eens vind?
Onweer werd volgens Buisman in de vroegmoderne periode zelfs een metafoor voor het protestantse predikantsambt. Het ‘donderwoord’ beoogde boete en bekering, maar voor wie weigerde had de Heer in het onweer nog altijd een straffende hand paraat. De katholieken legden de nadruk op de noodzaak tot bekering en kwamen daarna met rituele en zelfs als ‘bijgelovig’ beschouwde devoties en publieke vormen van boetedoening, zoals processies.

Bidden

Boerenfamilie in gebed tijdens onweer (ca. 1833, Lorenzo Quaglio jr.)

Eeuwenlange boetedag

Blikseminslag leidde soms tot boetvaardige reacties. Nadat de Grote Kerk van Edam in 1602 door brand werd verwoest werd er tot ver in de 18e en volgens sommigen tot in de 19e eeuw een jaarlijkse dank- en bededag gehouden.

Maar de Zutphense natuurkundig historicus, schrijver en predikant Jan Floris Martinet kwam in 1778 woorden te kort om het belang van onweer te onderstrepen:

Als er een Onweer opkomt, wanneer ik aan myn werk ben, werp ik alles te neêr, om het te hooren en te zien (…). Luisterde de heilige Dichter er ook niet na, toen hy zong: ‘de God der eeren dondert’ (Ps. 29:3) of wil hy, dat wy het niet zullen opmerken? Ik hoor en zie het nooit dan met groote eerbied, zonder dwaaze vrees, ten zy het zeer geweldig is, en deeze zegen in een oordeel veranderd wordt.
En langzaam begon ook het godsbeeld te veranderen. De toornige, wraakzuchtige Almachtige had andere bedoelingen, betoogde de dichter Rhijnvis Feith in 1787:

De rampen, die Hij zendt, zijn liefdebanden
De straf is zegen in zijn handen.
Hemelblijdschap is haar vrucht.

Elite-fenomeen

Nederland liep allerminst voorop bij de introductie van de bliksemafleider. Het waren eerder internationale dimensies die de doorslag gaven. Het belang ervan werd ingezien door de reders van de VOC-vloot. Geleerden uit het buitenland wisselen graag van gedachten met wetenschappers die al van het nut van de vinding waren overtuigd.

kus < Een kus, die door statische elektriciteit wordt opgewekt, is een schokkende gebeurtenis. (Franse prent, 18e eeuw)

Maar vooralsnog bleef de toepassing een elite-fenomeen. Bliksemafleiders waren duur, wel 60 gulden voor een huis en 309 gulden voor een toren van 94 meter, terwijl de publieke opinie nog altijd sceptisch was. Buisman constateert in 1804 tijdens een hevig onweer nog slachtoffers en zware schade in het hele land en in 1822 een ernstige inslag in de Martinitoren in Groningen.

Kunstzinnig spelen met elektriciteit

Een omvangrijk onderdeel va het boek is gewijd aan de invloed van onweer op de dicht-, toon- en schilderkunst. Met elektriciteit viel te spelen. Een Franse prent uit de 18e eeuw is letterlijk schokkend: een vrouw wordt ‘geladen’, waarna een man een schok krijgt van statische elektriciteit.

Markies de Sade, de uitvinder van het sadomasochisme, beschreef de bliksem als fallisch substituut. De vrouw werd een passief lustobject dat bij de man een libidineus (wellustig) ‘onweer’ opwekte dat zich vervolgens in haar schoot ontlaadde. Volgens de christelijke theosoof Willem Bilderdijk was ‘etherische (vluchtige) elektriciteit’ concreet in het menselijk lichaam aanwezig, maar volgens Buisman wees hij ‘het mesmisme (dierlijk magnetisme) af als een onzedelijk en zelfs satanisch gedrocht’- vervolgens weidt hij uit over de verhouding die de dichter had met een veel jongere leerlinge.

executie De kennelijke droom van Patriotten in 1784, om een aantal Orangistische BN’ers ter dood te brengen. Zelfs de angst voor blikseminslag is verdwenen. (Politieke prent, 1784) >

Het boek bevat verschillende indrukwekkende illustraties van onweer, om te beginnen een schilderij van de verwoesting van Sodom, die ongetwijfeld met heftig onweer gepaard ging. Een opmerkelijke politieke (niet historische) prent uit 1784, ‘Heuglyk vooruitzigt, of vaderlandsche droom’, waarop een aantal BN‘ers uit die tijd, Orangisten, op worden gehangen, maakt de gespannen binnenlandse verhoudingen van toen duidelijk: Overigens een gevaarlijk werkje: bliksemschichten (die het geweld van de wrekende patriotten moeten symboliseren) doorklieven de lucht.

Donnerwetterexecutoren

Opmerkelijk is ook het verhaal van de Duitse componist Georg Joseph Vogler, die het onweer verwerkte in zijn composities en daarom zelfs als ‘Vater aller Donnerwetterexecutoren’ werd getypeerd. Hij oogstte veel succes met zijn improvisatie Spazierfahrt auf dem Rhein, von Donnerwetter unterbrochen (maar uitvoering niet te vinden op internet - AH). Hij reisde met zijn werk Europa door en bespeelde onder meer in 1789 het Mullerorgel van de Grote of Sint Bavokerk in Haarlem, dat toen het grootste orgel ter wereld was. De poëet Le Franq van Berkhey was onder de indruk:

’t Gezis des blikzems scheen te zuizen;
’t Geknap van het elektrisch vuur;
Scheen door ’t geschok der orgelbuizen,
Te vonken aan den tempelmuur.
Sodom

De Verwoesting van Sodom en Gomorra, 1852 – John Martin

Ongekende esthetisering

De uitvinding van de bliksemafleider heeft een ‘in de geschiedenis ongekende esthetisering en metaforisering van het onweer mogelijk gemaakt, stelt Jan Wim Buisman vast. Er kwam een eind aan onweer als ‘straf op de zonde’. Donder en bliksem werden een buitengewoon populair thema in de schilder- en toonkust en nog meer in de literatuur.

Onweer Dankzij het toegenomen gevoel van veiligheid ontwikkelde zich in de late 18e en begin 19e eeuw een nieuwe sensibiliteit, waarin de natuur zich ontwikkelde als een ‘teerbeminde vriendin’. Hij beschrijft de gevolgen niet al te toegankelijk voor een groter lezerspubliek:

‘Mits er geen sprake was van fundamentele dreiging, intensiveerden angst en gevoelens elkaar zelfs in de esthetische ervaring van het verhevene. Of ging achter alle enthousiaste (pre)romanische natuurgevoeligheid toch wezenlijke angst schuil en overschreeuwden de kunstenaars zichzelf? Het vergt per slot van rekening moed om angst werkelijk toe te laten. Lieten zij en hun publiek zich in artistiek opzicht gewillig meeslepen door het natuurgeweld om er vooral niet meer tegen te hoeven vechten?’
Zo eindigt het boek, waar alle denkbare facetten van onweer meer dan grondig onder de loep worden genomen, toch nog met een vraag.

Boek:Jan Wim Buisman: Onweer – Een kleine cultuurgeschiedenis, 1752-1830 Uitgeverij Vantilt
Actueel: Onweerradar Europa | Onweerradar Amsterdam
Ook interesantt: Bliksem doodt predikant tijdens preek (1855)
….en:
Angstaanjagend weer in de 18e eeuw

Dit verhaal werd op 14 juni 2019 gepubliceerd op Historiek.net

Make a free website with Yola